Groen licht voor nieuw pensioenstelsel
De Eerste Kamer heeft ingestemd met een nieuw pensioenstelsel voor werkenden en gepensioneerden. De wet die dat mogelijk maakt, de Wet toekomst pensioenen, is een feit. Alle pensioenen moeten uiterlijk 1 januari 2028 zijn omgezet naar het nieuwe pensioenstelsel. Donderdag 6 juli kunt u deelnemen aan een webinar van PNO Media - onder leiding van journalist Roos Moggré - over de gevolgen van het nieuwe pensioenstelsel voor uw pensioen.
'Beter verdeeld'
Het nieuwe pensioenstelsel betekent een verbetering van het toch al internationaal geprezen Nederlandse pensioen. Wat al goed is, houden we zo; zoals de AOW. en de zekerheid van een levenslang pensioen, hoe oud u ook wordt. Het aanvullend pensioen bij een pensioenfonds blijven we samen met de werkgever regelen, net als de kosten en risico's. In het nieuwe stelsel worden risico's en opbrengsten beter verdeeld over de generaties. Ook houdt het nieuwe systeem beter rekening met de huidige flexibelere arbeidsmarkt. De stelselwijziging is nodig om solidariteit te behouden en onze pensioenen ook voor toekomstige generaties veilig te stellen.
Extra tijd
Minister voor pensioenen, Carola Schouten, heeft de laatste bezwaren in de Eerste Kamer weggenomen. Zo krijgen pensioenfondsen een extra jaar de tijd om de overgang naar het nieuwe stelsel te regelen: tot 1 januari 2028 in plaats van tot 1 januari 2027. Schouten beloofde verder zich in te zetten om de groep werkenden die nog geen pensioen opbouwen te verkleinen. En, ze zal in gesprek gaan met werkgevers en vakbonden over mensen die in zware beroepen werken, "zodat ook deze mensen gezond hun pensioen in kunnen gaan".
Voorbereidingen begonnen
Samen met werkgevers, vakbonden en ondernemingsraden (oftewel ‘de sociale partners’) in de creatieve en digitale sector bereidt PNO Media zich al 2 jaar lang voor op het ontwerpen van onze nieuwe pensioenregelingen. Nu de Wet een feit is, kunnen sociale partners definitieve keuzes gaan maken. Bovendien onderzoeken we alvast welke aanpassingen nodig zijn zodat onze administratieve systemen straks voldoen aan de nieuwe regels en we onze grote gezamenlijke pensioenpot van bijna 7 miljard euro kunnen opknippen in 65.000 persoonlijke pensioenpotjes.
Dit zijn de grootste veranderingen
Het nieuwe pensioenstelsel past beter in de huidige tijd waarin mensen vaker van baan wisselen, ouder worden, het economisch niet altijd voor de wind gaat en mensen vaker zelfstandig ondernemer worden.
De belangrijkste verandering is dat de garantie op de hoogte van de uitkering verdwijnt. Aan die belofte konden we ook in het huidige stelsel al niet voldoen: zo stegen de pensioenen tot vorig jaar gedurende 15 jaar niet mee met de inflatie en gingen gepensioneerden er dus elk jaar op achteruit qua koopkracht. In het nieuwe pensioenstelsel bouwt u een potje op eigen naam op. Daaruit komt dan uw maandelijkse pensioen.
Ook gepensioneerden krijgen in het nieuwe stelsel een persoonlijk potje waaruit hun pensioen wordt uitgekeerd. Zodra we de nieuwe regels gaan toepassen, rekent PNO Media hun pensioenpot elk jaar om naar een maandelijkse pensioenuitkering. Omdat het bedrag in de pot schommelt door wisselende beleggingsresultaten, gaat ook de uitkomst van die berekening elk jaar een beetje omhoog of omlaag. De hoogte van hun pensioen kan dus elk jaar (iets) anders zijn. We nemen beschermingsmaatregelen om de schommelingen in het pensioen van gepensioneerden zo klein mogelijk te houden.
Overigens kan hun pensioenpotje niet 'leeg' raken. Gepensioneerden kunnen erop vertrouwen dat zij ook in de nieuwe pensioenregeling elke maand tot aan hun overlijden pensioen ontvangen.
Het voordeel van het verdwijnen van de garantie is dat pensioenfondsen minder buffer nodig hebben. Doordat er minder geld wordt opgepot, kunnen de pensioenuitkeringen eerder omhoog. De keerzijde is dat de pensioenen als het economische tij tegenzit ook eerder omlaag gaan. De verwachting is dat dit een beter pensioen oplevert dan het huidige stelsel. De bedoeling van het nieuwe stelsel is dat het pensioen beter zijn koopkracht kan behouden.
In het huidige stelsel is er een zogeheten doorsneepremie. Een werkgever legt voor iedere medewerker dezelfde premie in. Alle medewerkers krijgen daar hetzelfde stukje pensioenopbouw voor terug. Maar de pensioenopbouw voor jongeren is goedkoper dan voor ouderen, omdat hun premie langer kan renderen. Jongeren betalen nu in eerste instantie te veel voor hun pensioen. Als zij ouder worden, gaan zij juist te weinig betalen. Over de hele loopbaan middelt dat uit. Maar de arbeidsmarkt is meer in beweging dan vroeger. Werknemers werken nog maar zelden hun hele leven voor dezelfde werkgever. Als zij op een gegeven moment van baan wisselen, en ook van pensioenfonds, is het maar de vraag of zij inderdaad de eerder te veel betaalde premie ook weer terugverdienen. Zeker voor werknemers die zelfstandig ondernemer worden is dat niet het geval.
In het nieuwe pensioenstelsel betaalt iedereen voor zijn of haar eigen potje. Hoewel de werkgever voor iedereen nog steeds dezelfde premie inlegt, krijgt een jongere werknemer daar straks meer pensioen voor terug dan een oudere werknemer. Er is in het nieuwe stelsel geen sprake meer van dat werknemers eerst te veel en later te weinig betalen.
De overstap naar het nieuwe stelsel kan voor werknemers vanaf ongeveer 45 jaar ongunstig uitpakken. Zij hebben immers jarenlang te veel betaald voor hun pensioenopbouw. Nu zij zelf aan de beurt zijn om juist te weinig te betalen, veranderen de regels. Sociale partners moeten dit samen oplossen. Zij kunnen bijvoorbeeld afspreken dat deze groep hiervoor wordt gecompenseerd.
De hoogte van het nabestaandenpensioen is in het huidige stelsel gekoppeld aan het aantal dienstjaren. In het nieuwe pensioenstelsel verdwijnt dat. De achterblijvende partner krijgt dan een percentage van het loon, ongeacht het aantal dienstjaren van de werknemer. Dit is mede ingegeven door het feit dat mensen tegenwoordig vaker van baan veranderen.
Ook het wezenpensioen verandert. Bij overlijden van een ouder is het nu nog afhankelijk van de pensioenregeling waaraan iemand deelneemt tot welke leeftijd achterblijvende kinderen wezenpensioen krijgen. Soms is dat tot 18 jaar, in een andere regeling kan dit tot 21 jaar zijn of zelfs langer als het kind studeert. In het nieuwe pensioenstelsel is dat gelijk getrokken en loopt het wezenpensioen, ongeacht of er sprake is van een studie, tot 25-jarige leeftijd. Het wezenpensioen is straks altijd een percentage van het laatstverdiende loon, tot maximaal 20%. Sociale partners bepalen samen de hoogte van het partner- en wezenpensioen dat wordt uitgekeerd na overlijden van de werknemer en betalen daar een premie voor.
In het nieuwe stelsel bouw je een persoonlijk potje met geld op. Het is de bedoeling dat het straks mogelijk wordt om daar maximaal 10% van in één keer op te nemen. Het idee is dat gepensioneerden in hun jongere pensioenjaren een actiever leven leiden dan in hun latere pensioenjaren en daarom meer geld goed kunnen gebruiken. De overige 90% van de pensioenpot wordt gebruikt om levenslang een pensioen uit te keren. Dat pensioen wordt door het opnemen van een ‘bedrag ineens’ natuurlijk wel lager.
Meer weten? Volg ons webinar op 6 juli!
Nu de Eerste Kamer heeft ingestemd met de Wet toekomst pensioenen, krijgen pensioenfondsen tot 1 januari 2028 de tijd om de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel te regelen, maar het mag uiteraard ook eerder. Wij streven ernaar uiterlijk 1 januari 2026 de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel te maken.
Wilt u weten wat het nieuwe pensioenstelsel betekent voor uw pensioen bij PNO Media? Neem dan deel aan één van de webinars die wij donderdag 6 juli organiseren.
Wilt u weten hoe uw pensioen er nu voor staat? Dit kunt u checken op MijnPNO.
Ga voor een totaaloverzicht van uw pensioen inclusief AOW naar mijnpensioenoverzicht.nl.
Voor beide websites heeft u uw DigID nodig om in te loggen.
Op deze websitepagina vindt u meer informatie over het nieuwe pensioenstelsel.
Naar het overzicht